‘Herfst’

De wolken drijven en de golven stroomen,/
De zwaluwzwermen vliegen naar het Zuiden./
O wilde wind, wat wil uw lied beduiden?/
Is ’t wel de wind die weeklaagt in de boomen?/

Nog bloedt mijn wond; waar bloeien balsemkruiden?/
Een wreed verleden heeft mijn vreugd genomen/
En wie ik wachtte zal tot mij niet komen./
Is ’t voor een doode, dat die klokken luiden? […]

De wolken drijven en de golven stroomen,
De zwaluwzwermen vliegen naar het Zuiden.
O wilde wind, wat wil uw lied beduiden?
Is ’t wel de wind die weeklaagt in de boomen?

Nog bloedt mijn wond; waar bloeien balsemkruiden?
Een wreed verleden heeft mijn vreugd genomen
En wie ik wachtte zal tot mij niet komen.
Is ’t voor een doode, dat die klokken luiden?

Kort was mijn dag. Mijn zonlicht zag ik tanen,
Mijn blik omneveld door een floers van tranen.
Waar leidt mijn weg? Ik ga alleen…’t is donker.

O zwarte vloed, bergt ge in uw boezem vrede?
Omlaag, geen licht, omhoog, geen stergeflonker!
Vliet gij naar zee, o golven, neemt mij mede!

Lees ook:  Twee gedichten van de jong gestorven Rupert Brooke

Uit (uiteraard) Hélène Swarth, Poëzie (1906).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *