In de marge

Herman Gorters bundel Verzen (1890) is het onbetwist hoogtepunt van de poëzie van zijn tijd en een hoogtepunt van de moderne Nederlandse poëzie in het algemeen. Zoals vrijwel echter altijd het geval is met nieuwe kunst wordt deze eerst niet begrepen. Gorters nieuwe poëzie stuitte veelal op weerstand bij de gevestigde orde. De jongere generatie kon het echter doorgaans wel bekoren. Helaas misten dezen zonder uitzondering het talent van Gorter. […]

Herman Gorters bundel Verzen (1890) is het onbetwist hoogtepunt van de poëzie van zijn tijd en een hoogtepunt van de moderne Nederlandse poëzie in het algemeen. Zoals vrijwel echter altijd het geval is met nieuwe kunst wordt deze eerst niet begrepen. Gorters nieuwe poëzie stuitte veelal op weerstand bij de gevestigde orde. De jongere generatie kon het echter doorgaans wel bekoren. Helaas misten dezen zonder uitzondering het talent van Gorter. Een van deze jongeren was Israël Querido (1877-1932) die in 1893 debuteerde – onder pseudoniem ‘Theo Reeder’ – met een bundel Verzen en in 1894 een wel erg duidelijk door Gorters Verzen ‘geïnspireerde’ bundel Gedichten publiceerde. Een bundel vol ‘mooie’ voorbeelden van een marge-stroming in de Nederlandse literatuur van de periode; het Gorter-epigonisme:

‘Het blad werd wit/dood-stil werd het wit,/En mijn hand, dat ’t hield, en mijn arm,/dood-stil werd het wit, en mijn hand en mijn arm.’ (p.5)

Ook erg geïnspireerd is:

‘Mijn hoofd kan niet ijlen/Wat warm is de koud,/Het glas gloeit als mijn/Hoofd, ‘t barst zoo heet./Nu sterven, ’t kan niet/O dood-witte handen/klam wurgt me nu/Ik wacht…..ween je nu.’ (p.50)

Lees ook:  De zomer bezongen (3)

Maar wellicht ontgaat ons iets, is ‘Theo Reeder’ ten onrechte vergeten: Paul Rodenko achtte hem vernieuwend genoeg om vier gedichten van hem op te nemen in Nieuwe griffels, schone leien: een bloemlezing uit de poëzie der avantgarde (1954) en in zijn studie Is. Querido (1906) beweert L. Bückmann: ‘Toen Reeder zijne eerste verzen schreef, wist hij van Nieuwe-Gids-kunst niemendal af.’ (p.11) Onzin natuurlijk. Gorters werk kende hij wel degelijk: Reeders laatste flirt met de avantgarde – voordat hij zich wendde tot het schrijven van zijn rauw-realistische romans waar hij in zijn tijd beroemd om was – bestond immers uit zijn participatie in het Frans-Nederlandse tijdschrift Le Rêve et l’Idée (1894-1901) van de ‘naturist’ Saint George de Bouhelier, waarin curieus genoeg enkele in slecht Frans vertaalde verzen van Gorter verschenen.

Eén gedachte over “In de marge”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *