Over twee onbekende foto’s van een legendarische uitgever van rond 1900

‘Om de geschiedenis van een uitgever in al zijn facetten te kunnen beschrijven is grondige kennis van o.a. het leven van die uitgever vereist. Het ontstaan en de groei van zijn fonds hangt nauw met zijn leven samen. Zeker als het fonds een hoofdzakelijk literair karakter heeft. De kwaliteit en diversiteit wordt mede bepaald door de persoonlijke relaties die de uitgever in de loop van tijd heeft opgebouwd.’

Aldus wijlen Louis Putman in het periodiek Uitgelezen Boeken, jaargang 1 (1982), nr.2. En als heer Putman dit zo stellig en duidelijk vaststelt, wie zijn wij dan om hem tegen te spreken? Juist. Niemand.

Putman heeft het natuurlijk over de uitgever Meindert Boogaerdt jr. (1880-1942) die van 1904 tot 1912 actief was en in die korte tijd een van de meest interessante literaire fondsen van zijn tijd wist te vormen. Zijn leven lang heeft Putman handel en wandel van Meindert Boogaerdt  uitgeplozen en zijn artikel uit ’82 is en blijft een interessante en tot op heden meest uitvoerige tussenstand. Daarna heeft hij zeker nog allerlei details gevonden — ik sprak hem vaak over Boogaerdt —, maar die zijn niet meer in artikelvorm verschenen.

Waarom pluisde Putman nu alles uit over deze uitgever? Domme vraag. Boogaerdt was immers de uitgever van Pathologieën (1908) van Jacob Israël de Haan. Need I say more? Alles wat deze decadente klassieker betreft dient genoteerd te worden! Wist u dat Putman gewerkt heeft aan een index op Pathologieën? Een index!

Meinder Boogaerdt nu ís boek- en literairhistorisch ook echt van groot belang geweest. Niet in de laatste plaats voor de Vlaamse letteren: hij gaf maar liefst 19 Vlaamse auteurs uit, onder wie een groot aantal dat ook nu nog als belangrijk wordt gezien en van wie er enkelen bij Boogaerdt debuteerden. Voor details verwijs ik naar Putmans artikel, maar denkt u aan namen als Georges Eekhoud, Camille Lemonnier, Maurice Maeterlinck, Stijn Streuvels, Herman Teirlinck en Gustaaf Vermeersch. Niet de minste Vlaamse letterheren. Maar ook wat de Nederlandse klassieken betreft is Boogaerdt belangrijk. Zo gaf hij tussen 1906 en 1909 de debuten uit van Jan Greshoff, Francois Pauwels, Herman Poort, P.N. van Eyck, Dirk Coster en Geerten Gossaert. Zelf publiceerde hij ook een dichtbundel (Uit blijde tijden, 1903), waaruit blijkt dat hij niet alleen een zakelijke maar ook een persoonlijke affiniteit met de schoone letteren had.

‘Maar mijnheer Bink,’ hoor ik u al vragen, ‘Gossaert, Greshoff, Streuvels, Van Eyck; dat is toch gansch niet uw, en ons, decadente rond1900-ding?’ Neen, dát klopt. Maar wist u dat een gedicht uit Greshoffs debuut Aan den verlaten vijver (1909) een motto van Henri van Booven draagt (uit diens ietwat decadente debuut Witte nachten, 1901)? En dat Dirk Coster met Albert Plasschaert bevriend was? Details, maar die brengen ons  wel tot de decadente kern. Meindert Boogaerdt, dames en heren, was natuurlijk de John Lane of beter nog de  Leonard Smithers van de lage landen! Smithers: de lang ondergewaardeerde uitgever van The Yellow Nineties, ’the publisher to the decadents’, van bovengemiddeld belang voor onder anderen Beardsley, Wilde en Dowson.

Meindert Boogaerdt is de enige Nederlandse uitgever van rond 1900, en daarna ook, die oorspronkelijk werk uitgaf dat een duidelijke connectie had met de décadence littéraire. Dat is bijzonder.  Zo gaf hij uit Forests Passiebloemen (1909), Steynens Goed en kwaad (1907), Eekhouds Vertellingen (1907) en een vertaling van G.S. Streets The Autobiography of a Boy (1894, De autobiografie van een jongen, 1906): een satirische roman over Oscar Wilde en Alfred Douglas. Deze vertaling bezit ik overigens niet, maar heeft Putman mij die ooit eens laten zien. Ook gaf hij Ritters Kleine Prozastukken (1911) uit, dat volgens H. van Loon in Den Gulden Winckel  ‘een uiterste [is], zooals ook het werk van wijlen de Nerée tot Babberich een uiterste was’. En over kunst gesproken: in 1908 publiceerde Albert Plasschaert bij Meindert Boogaerdt zijn bundel Opmerkingen en gegevens over schilderkunst, dat het opstel ‘Inleiding Vincent van Gogh’ bevat, waarin hij het belang van diens brieven onderstreept en indirect pleit voor een volledige uitgave daarvan. Ook belangrijk; Plasschaert was immers een van de eersten die (delen van) Van Goghs brieven in een periodiek had gepubliceerd.

Daarnaast gaf Boogaerdt à la Smithers nog werk uit van een ‘vuilschrijver’ als L.H.A. Drabbe én durfde hij in 1909 de uitgave van Hofstad van J.W. Broedelet aan: naast Pathologieën de enige Nederlandse roman van rond 1900 (en ver daarna) waarin we zowel recreatief drugsgebruik als bandeloze homoseksualiteit tegenkomen! Ruim honderd jaar later is er overigens dolletjes genoeg opnieuw een uitgever opgestaan die Hofstad (her)uit durfde te geven. Chapeau! Ook gaf Boogaerdt naast tijdschrift De vrije tribune een tijdschriftje als De Maand (1907) uit, waarvan onder anderen Plasschaert de redactie vormt. Vermoedelijk gaf hij, als we naar de medewerkers (Drabben en Steynen) kijken ook Het Leven, Maandschrift voor Literatuur, 1905 uit. Henri van Booven heeft hier ook aan bijgedragen; ik zoek dit tijdschrift dan ook naarstig. Het is nergens. Heeft u het, dan graag mij even terugbellen. Dank u.

Lees ook:  Eenmaal, andermaal....!

En nu komen we met Plasschaert, De Nerée en Van Booven weer terug bij de decadente kern waar we begonnen: Pathologieën, de heilige graal van het Nederlands decadentisme. Dat Meindert Boogaerdt dit heeft durven uitgeven, daar moeten we hem eeuwig dankbaar voor zijn. ‘De Nerée tot Babberich’, hoor ik u weer denken ‘wat heeft die nu met Pathologieën te doen?’ Wel, als je het mij vraagt heel veel. ‘Wie stond model voor René Richell?’ vroeg Rob Delvigne ons in 2008. Mijn antwoord was natuurlijk direct ‘De Nerée’. Wie anders? Pas enkele jaren later kon ik dat dankzij de mij toen (en nu) ter beschikking staande Van Booven en De Nerée-archivalia uitvoerig nagaan.

Aangezien we hier het grote decadente culturele belang voorop hebben staan, hebben we het een en ander al snel opgenoteerd, beargumenteerd en tot op woordniveau beredeneerd en aan De parelduiker aangeboden, dat aan literaire parels uit de modder opduiken zou doen. Echt iets voor hen, zou je denken. Maar neen, ze wilden het uiteindelijk niet plaatsen. Te decadent?  Of was ’t misschien gewoon een beroerd en oninteressant artikel? Ik weet het niet en erg is het ook niet, want als het te makkelijk gaat is het immers niet decadent, zoals we onlangs weer eens stelden. Misschien zijn er echter toch enkel die-hard rond1900.nl-lezers benieuwd naar deze identificatie. Welnu, die moeten dan maar wachten op Het Groote Geheime Carel de Nerée tot Babberich Boek, waaraan een zekere studeerkamerdecadent uit Amsterdam Noord nogal hard aan schijnt te werken.

Kortom, een ouderwets lang verhaal om nog eens te onderstrepen wat Putman ook wist: Meindert Boogaerdt is Belangrijk en alles dient uitgezocht te worden.

Welnu, met bescheiden trots kunnen wij bij dit alles iets heel aardigs toevoegen, namelijk de twee hier afgebeelde foto’s (klikken maakt groot) die u ondertussen allang bekeken hebt. Deze ziet u, als wij ons niet vergissen, namelijk voor het eerst. Wij kunnen deze nieuwe foto’s van de uitgever (en dichter) hier presenteren dankzij Leopold-biograaf en compaan Dick van H. Aan de Leopold-forschung konden wij een poosje geleden een Meindert Boogaerdt-detail toevoegen. Dick van H. is daar uiteraard achteraan gegaan en naar mijn weten is hij bij tijd en wijle nog aan het verder speuren, maar wat hij alvast vond bij nazaten zijn dus deze twee foto’s. Uiteraard ook grote dank aan de nazaten in kwestie, die mij toestemming gaven om ze hier te publiceren. Putman heeft ze bij ons weten helaas daar of elders nimmer gezien; de enige bekende foto was de bij zijn artikel afgebeelde portretfoto, die u ook hier kunt bekijken.

We sluiten af met een prijsvraag. De foto van Boogaerdt met hond is goed te plaatsen. Putman schrijft immers dat hij te Cauderan bij Bordeaux waar hij, nadat hij in 1912 met zijn uitgeverij gestopt was, ‘een hondenkennel heeft gehad’. Op de foto lijkt hij een jaar of vijftig, dus de foto zal rond 1930 gemaakt zijn.

De prijsvraag gaat over de andere foto, de dinerfoto. Boogaerdt is de heer helemaal rechts. Ik denk, maar nu begint de prijsvraag, dat hij, gezien haardracht en voorkomen, enige jaren na de gelinkte portretfoto is gemaakt. Wellicht zo’n vijf jaar later?  Die portretfoto was gemaakt bij zijn huwelijk in 1904.  Het diner, dat gezien de lege flessen en algehele jolijt ongetwijfeld reuze decadent was, heeft dan plaatsgevonden circa 1908-1909. Misschien hadden ze wel net getoast op het verschijnen van Hofstad of Pathologieën? Weet u dat? En weet u dan ook wie zijn gezelschap is? ‘Vader met vrienden’ meldt het handschriftelijke onderschrift, maar waren dat misschien schrijversvrienden? Ik herken er niemand op, maar dat zegt niks. Misschien Vlaamse auteurs? Wie het weet wordt vriendelijk verzocht het te zeggen. Inzendingen zijn welkom tot een eeuwigheid na het online gaan van dit bericht!

3 gedachten over “Over twee onbekende foto’s van een legendarische uitgever van rond 1900”

  1. Nee, over de foto’s weet ik helaas niets te zeggen.
    Wél is misschien ook het onderstaande citaat aardig, omdat dit nog een kleinigheid aan de kennis over Meindert Boogaerdt toevoegt:

    “Ik heb uit de correspondentie van Frederik van Eeden gehaald dat De Haan moeite had een fatsoenlijke uitgever te vinden voor dat boek (Pathologieën) en ik vermoed dat hij via Georges Eek­houd bij Meindert Boogaerdt terecht is ge­komen. Georges Eekhoud, een Franstalige Vlaming, kende Boogaerdt weer uit Antwerpen.”, Willem Oosterbeek, Louis nummer drie is naar Rusland verbannen, Het Parool, 1 oktober 2003.

  2. Dank voor deze toevoeging. De Haan wou het, zie Brieven van en aan De Haan, aanvankelijk graag bij Versluys uitgeven, de uitgever van Van Eeden en andere bewonderde Tachtigers. Ik denk niet dat Boogaerdt gezien kan worden als, redenering in bovengenoemd citaat volgend, een niet-fatsoenlijke uitgever, ondanks dat hij zekere gewaagde boeken uitgaf.

  3. Interessant dit te lezen over Boogaerdt. In 1906 gaf hij o.m. Tony Schumacher, Schulleben uit, ‘Schooljaren’, vertaald door Tony Gottschalk. Ik vraag me af, of zij dezelfde is als de toen 21-jarige Tony Gottschalk in Amsterdam, de latere vrouw van prof. E.M. Meijers. Is er archiefmateriaal van de uitgeverij in deze jaren bewaard? Graag contact hierover. Marten van Harten (historicus)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *