Over Otto Verhagens Portret van Dorian Gray (1921-’24)

Ha! Dus toch! Wat? Otto Verhagen heeft zijn verlaat-symbolistisch, Nerée- en Beardsleyderig werk wél geëxposeerd. Ik vraag me al zo’n tien jaar af hoe het kan dat in lemma’s over Verhagen vrijwel altijd genoemd wordt dat hij naast zijn welbekende grafische werk en kinderboekillustraties ook tekeningen maakte gebaseerd op Wilde, Couperus en Verlaine en daarbij geïnspireerd werd door De Nerée en Beardsley, terwijl ik geen spoor kon vonden van enige tentoonstelling daarvan en aldus niet goed begreep hoe men dat dan wist. Ik veronderstelde dus maar dat hij deze werken, heel De Nerée-esque, voor zich hield en ik schreef dat ook in mijn artikel over Beardsley in Nederland uit 2012. Daarna de archiefogen open gehouden maar niks gevonden. Totdat ik van de week op zoek naar iets anders, en dankzij de voortschrijdende Delpherisering van het verleden, stuitte op een bespreking door ene Debs (ik weet niet wie dat is) van ‘De gemeentelijke tentoonstelling’ in Scheveningen in de zomer van 1921. De bespreking verscheen in De Avondpost van 7 juli van dat jaar.          

       De tentoonstelling moet een beetje een potpourri zijn geweest van iedereen die beroemd wou worden en door de gemeentelijke kunstdienst geselecteerd werd. Maar Debs is welwillend: ‘Een beetje goedgehumeurd moet men deze expositie bezoeken, met de goede wil veel moois te willen zien. Dan lukt het wel.’ Tegelijkertijd noemt hij (zij?) vooral gearriveerde namen. Van de meest modernen noem hij er twee: ‘Terwijl van de moderne generatie nog de stillevens van Martinez, het werk van Schumacher vermeld mogen worden.’ Wie Martinez is weet ik niet. Schuhmacher is natuurlijk, de dan zesentwintigjarige, Wim Schuhmacher. Wat zou deze realistische modernist van het epigonistische, maar super knappe!, werk van Verhagen hebben gevonden? Debs geeft namelijk een uitvoerige beschrijving van zijn wandeling door de tentoonstelling en noemt daarbij Verhagen, die dus wél exposeerde. Of misschien was dit de eerste en enige keer dat hij zijn symbolistischerig werk exposeerde. Anyway, Debs schrijft:

‘Langs een paar tekeningen van O. Verhagen, die Wilde’s Dorian Gray en een Bacchante uit Couperus’ Psyche voorstelt, en blijkbaar meent, dat de lijn Aubrey Beardsley en De Nerée nog wel een voortzettinkje lijden kan, komen we weer op het rechte pad, noteren wat bloemetjes (begonia’s) van M. van der Liet (tot hiertoe kende ik hem niet), wen werpe een angstige blik op het ‘verdoft wezen’ van M. de Groot, waarna we het hoekje omgaan.Zoals aan het begin van dit laantje twee ontwerpen van Toorop, als stukken van gewicht fungeren om tot binnentreden uit te lokken, zo worden de eindhoeken door twee schilderijen van andere bonzen geschraagd. We vinden als zodanig de lentejuffer met de gele bloemen van de laatste Pulchri-tentoonstelling terug, die Isaac Israels representeert, terwijl aan de overzijde Senora Caramba de Sevilla, geboren Haverman, de honneurs waarneemt. Dit zijn de feestmasten, waaraan de gemeentelijke keuringsdienst niet zonder goede smaak de guirlandes van middelmatigheid heeft opgehangen. Het sparrengroen is niet fris en de vlaggetjes zijn verschoten, maar dat kan de dienst niet helpen. Deze moet roeien met de riemen die hem toegezonden worden. Wij gaan verder. Steeds op zoek naar nieuwe namen, nieuwe menen, die zich willen laten ontdekken.’

Lees ook:  'Dit grote ongeluk dat over mij valt': een brief van De Nerée

Moet er mooi hebben uitgezien, zo met Toorops ontwerpen (geen idee of die, dit, gedocumenteerd is). De Bacchante was een van de Psyche-tekeningen die hier onlangs ter sprake kwamen. Of Louis C. het is komen bekijken is niet zeker want in juni 1921 vertrok hij naar Londen, maar ik weet dus niet hoe lang de tentoonstelling geduurd heeft. Misschien wel negen jaar.

Dorian Gray is, wat mij betreft, Verhagens meesterwerk dat vrijwel niemand hier te lande meer kent. Verhagen maakte het met Oost-Indische inkt en aquarel op een blad van circa 39 x 27 centimeter. Het bevindt zich al een hele tijd in het depot van De Fundatie, waar het meen ik een enkele keer uit is geweest om te luchten. Laatstelijk rond 2011 toen ik hun fraaie collectie Verhagens ging bekijken i.v.m. het Beardsley-artikel.  Daar te lande, aan de overkant van het kanaal, werd het in 2012 nog wel even geroemd.

Opvallend is dat Verhagen, zoals u op de afbeelding kunt zien, het rechtsonders gedateerd heeft op 1924, terwijl het in 1921 dus al expositieklaar was. Of dat werk in 1921 was een andere Dorian, of hij heeft het later ingekleurd en verder bewerkt. Hoe dan ook, kijk, wat een mooie Dorian Gray mijnheer Verhagen getekend heeft, super hedendaags gothic!

Eén gedachte over “Over Otto Verhagens Portret van Dorian Gray (1921-’24)”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *