Op de aanstaande veiling van Bubb Kuyper wordt een aantal zeer aardige letterkundige handschriften van rond 1900 aangeboden. Ze lijken voornamelijk afkomstig te zijn uit de nalatenschappen van Victor van Vriesland en Johan de Meester, nalatenschappen waarvan ik dacht dat ze al jaren geleden geveild en onder dak gebracht waren, maar zoveel weet ik daar ook weer niet van. […]
Op de aanstaande veiling van Bubb Kuyper wordt een aantal zeer aardige letterkundige handschriften van rond 1900 aangeboden. Ze lijken voornamelijk afkomstig te zijn uit de nalatenschappen van Victor van Vriesland en Johan de Meester, nalatenschappen waarvan ik dacht dat ze al jaren geleden geveild en onder dak gebracht waren, maar zoveel weet ik daar ook weer niet van. […]
Kijk nu! Het is uiteraard vast simpelweg een gek toeval, maar vorig jaar zette ik, dankzij Paul S., J.L. Gregory bij in de galerij der polderdecadenten en nu blijkt iemand (een trouwe lezer?) hem op Wikipedia bij enkele groten der decadentistische aarde te hebben geschaard: ‘Nederlandse schrijvers met zo’n langere of kortere decadente periode zijn … Lees verder “Polderdecadentisme (8b)”
Dit weekend las ik Henri Borels roman Een Droom (1899). Het is een zeer fraai vormgegeven boek: het is gesierd met omslag en vignetten van Toorop die het lezen een lust voor het oog maken. Het door mij gelezen exemplaar had ook nog een opdrachtje van de auteur: een bibliofiele droom natuurlijk! Hierdoor en door … Lees verder “Gelezen: Een Droom”
Een schaamteloos ‘Eigen Belangbericht’. Reeds sinds een jaar of twee houd ik mij intensief bezig met Couperus-biograaf Henri van Booven (1877-1964). Een zeer boeiende figuur die in zijn lange leven van alles gezien en meegemaakt heeft en vele grootheden uit zijn tijd goed gekend heeft: Van Deyssel, Gorter, De Nerée tot Babberich, Van de Woestijne, … Lees verder “Henri van Booven Oproep”
– W. Blok: Verhaal en lezer. Een onderzoek naar enige structuuraspecten van ‘Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan’ van Louis Couperus (1973, vierde druk) – Jan ten Brink en Cd. Busken Huet: Brieven aan de uitgever van het tijdschrift Nederland 1873-1886 (1965, editie L. Brummel) – M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven … Lees verder “Nieuwe titels op DBNL (juli/augustus)”
Ik las eens ergens bij Prick (of iemand vertelde het mij, of beide) dat J.K. Huysmans en Catharine Alberdingk Thijm (de zus van Lodewijk van Deyssel) met elkaar gecorrespondeerd hebben. Gisteren vond ik hiervan de bevestiging in Baldicks Huysmans-biografie (details volgen nog). Betekent dat dan dat Prick de brieven van Huysmans heeft liggen? Zou zo maar kunnen.
Voor degenen die niet alle talen ter wereld spreken (ik bijvoorbeeld), maar toch leuke en/of malle buitenlandse eindeeuwsche ‘decadenten’ willen lezen, bij deze geheel belangeloos een eerste en niet bepaald systematische aanzet tot een incomplete ‘bibliografie’ hiervan. (Veel ervan is overigens wel gemakkelijk in het Engels te krijgen, maar nu blijven we keurig bij Nederlandstalige … Lees verder “Bibliografie”
Op de tentoonstelling ‘Het ware schoone’ in De Hallen te Haarlem treedt niemand minder dan Lodewijk van Deyssel (1864-1952) op als gastconservator. Aan de hand van ruim zeventig schilderijen, prenten, tekeningen en beeldhouwwerken wordt in deze expositie licht geworpen op de speciale relatie tussen Van Deyssel en de beeldende kunst, vooral die van zijn eigen tijd. […]
Op de tentoonstelling ‘Het ware schoone’ in De Hallen te Haarlem treedt niemand minder dan Lodewijk van Deyssel (1864-1952) op als gastconservator. Aan de hand van ruim zeventig schilderijen, prenten, tekeningen en beeldhouwwerken wordt in deze expositie licht geworpen op de speciale relatie tussen Van Deyssel en de beeldende kunst, vooral die van zijn eigen tijd. […]
Nu ja, zo ongeveer. – Lodewijk van Deyssel, ‘In Artis’: Van de Zeeuwleeuwen af, komt men aan de afdeeling der verzameling, die de, naast het huis der zangvogels – altijd alleen in aesthetischen zin gesproken – schoonste bezitting van het Genootschap bevat: het Aquarium. Om elders te kunnen aanschouwen wat men in het Aquarium ziet, … Lees verder “Great minds think alike”
Ook de jonge Henri Borel (1869-1933) liet zich ‘inspireren’ (zie vorige bericht) door Gorter. In zijn roman Het Zusje uit 1900 is opgenomen het waarschijnlijk rond 1893 geschreven prozagedicht ‘Herrijzenis’ (zie Van der Weij Beweging en bewogenheid – Het prozagedicht in de Nederlandse literatuur aan het eind van de 19e eeuw). Borel gooit hier onder meer Gorters verzen ‘Mijn liefste was dood’, ‘Ik liep ’s avonds door mijn stad’ en ‘Mijn handen zijn zoo heet’ door elkaar om tot een schaamteloos stuk Gorter-epigonisme te komen: […]
Ook de jonge Henri Borel (1869-1933) liet zich ‘inspireren’ (zie vorige bericht) door Gorter. In zijn roman Het Zusje uit 1900 is opgenomen het waarschijnlijk rond 1893 geschreven prozagedicht ‘Herrijzenis’ (zie Van der Weij Beweging en bewogenheid – Het prozagedicht in de Nederlandse literatuur aan het eind van de 19e eeuw). Borel gooit hier onder meer Gorters verzen ‘Mijn liefste was dood’, ‘Ik liep ’s avonds door mijn stad’ en ‘Mijn handen zijn zoo heet’ door elkaar om tot een schaamteloos stuk Gorter-epigonisme te komen: […]