Door Jules Schürmann (1873-1927) deze maal. Een niet oninteressante vergeten componist en dichtertje aan wie ik te zijner tijd, als het minder zomers weer is, eens een langer bericht zal wijden.
Zomer
De zon die langzaam vlammend-rood gaat zinken
Straalt glinster-gouden gloeden over ’t veld
En doet de gele, volle halmen blinken
Waarover zigzaggend een zwaluw snelt.
Heel uit de verte held’re toontjes klinken
Van schapebellen met een fijn geweld
Verruischend in ’t vlot-blijë vogelkwinken
Dat mij van vrome vrede en vreugd vertelt.
In ’t Oost de lucht is blauw, waar licht in lacht
En d’avondstilte zijgt al meer en meer
Neêr met het zwoele briesje dat heel zacht,
Loom-zwaar van geuren streelt de halmen teêr.
En van het landschap waar ik loop te droomen
Voel ‘ik diep in mij de heil’ge stilte komen.
(Uit de Stilte. 1909, p. 50)