Een onbekend ‘gedicht’ van Carel de Nerée tot Babberich

Wie van de vele trouwe, nerveuze lezers hier weet dat de verfijnde dandykunstenaar, ‘de Nederlandse Aubrey Beardsley’, De Nerée tot Babberich, prachtige brieven schreef? Niet al te veel waarschijnlijk, want deze brieven bevinden zich doorgaans in moeilijke toegankelijke (particuliere) archieven of, dankzij Dick V., in enkele dozen en tassen in kopie veilig boven op mijn boekenkast. […]

Wie van de vele trouwe, nerveuze lezers hier weet dat de verfijnde dandykunstenaar, ‘de Nederlandse Aubrey Beardsley’, De Nerée tot Babberich, prachtige brieven schreef? Niet al te veel waarschijnlijk, want deze brieven bevinden zich doorgaans in moeilijke toegankelijke (particuliere) archieven of, dankzij Dick V., in enkele dozen en tassen in kopie veilig boven op mijn boekenkast. Hier geheel belangeloos een gratis voorbeeld van een prozagedichtachtige brief uit waarschijnlijk de zomer van 1901:

Wie gaat er toch
dood bij jullie? – Er ligt
wat zand, ik zie ’t van hier:
In dat groote rooye huis?-
In die groote rooye omheining:
Er sterven wat menschen, – de
boomen waaien stillekens; alles is zoo
stil, niet waar; toch zoo roerloos
stil, niet waar, dit alles is
zoo onverschillig, dingen van onverschil-
ligheid, de lucht hangt er zoo wit boven; zoo’n zomeravond voor
den dooye.-
Niet waar, een kleine troost
of niet eens. Was ik vreemd?-
dit alles is niets,.. niet waar.
Maar ik ben nu moe; wat moe
van gisteren!! -… ik sta wat
dichter nu bij den horizon waar
Cormovon (?) de Spookvogel alles
nog hoort… Men zegt, dat
de lucht daar dooit.
Well, dezen avond kan ik
nu niet ontvangen ik kan niet
spreken, ik heb weer wat koorts –
Dr Sannes raaide aan des avonds
meer (?) te gaan zitten, dat zal
ik nu doen… in den avond…
Ik ben nu weer uit in
den zomeravond, de geurige
zomeravonden…–
Daar bloeyen pomegranaten
de mooyen rooyen uit het land
van Asien (?)… Ik zal wat
rijen eerst; eerst wat onder
de boomen; mooy en stil zijn de
witte wegen… Daar wordt
muziek gemaakt, en zie de
muziek valt als droppels water
in de groote zeeën.
Ik kan geen letters
meer bouwen.- Ziet U dit niet,
Dit is te loor… His
hand failed.
Als druppels gloeyend leven
toont de muziek over de zee…
De weelderige zitten in den
laatsten weekdag voornaam en
rustig…- en de kleine
man van het orkest, beweegt
liefelijkheden (?) langs zijn snaren
die hij zelf belachelijk vindt.
Toch is dit alles weer goed.
O – de strenge goedheid van de
wereld; dezen avond werd wellicht
wat morgen geboren als de dwaze
vervorming van een foetus; mais
silence, silence

Lees ook:  'Taalbal'

C.de N.

Eén gedachte over “Een onbekend ‘gedicht’ van Carel de Nerée tot Babberich”

  1. Heek gevoelig! Wist nietdat Oud Oom Karel ook dichtte.
    Overigens heeft het Museum voor Moderne Kunsten (als het nu zo heet, vroeger Gemeentemuseum in Arnhem) naast vele werken ook het archief van Karel, voor zover mijn vader dat had & heeft meegegeven.

    Mijn dochter heeft weli e.e.a. mogen inkijken, dus als u dat wilt…..

    met vriendelijke groet,

    Richard de Nerée

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *