J.J. van Geuns – Rimbaud

Relevante of curieuze vernoemingen van Arthur Rimbaud zijn schaars in de Nederlandse Letteren. Een van die zeldzame vernoemingen vinden we bij de laat-symbolistische dichter Jan Jacob van Geuns (1893-1959). Hij had wel de voornamen doch helaas niet het talent met die andere laat-symbolistische dichter (Slauerhoff) gemeen: ‘Het werk van Van Geuns is zichzelf in hoge mate gelijk gebleven. Er is nauwelijks van enige ontwikkeling sprake.’ […]

Relevante of curieuze vernoemingen van Arthur Rimbaud zijn schaars in de Nederlandse Letteren. Een van die zeldzame vernoemingen vinden we bij de laat-symbolistische dichter Jan Jacob van Geuns (1893-1959). Hij had wel de voornamen doch helaas niet het talent met die andere laat-symbolistische dichter (Slauerhoff) gemeen: ‘Het werk van Van Geuns is zichzelf in hoge mate gelijk gebleven. Er is nauwelijks van enige ontwikkeling sprake.’ (Van Bork). Toch is het best een aardig gedichtje:

Rimbaud

Een kwaal, die de doktoren hem verheelden,
Woedde door ’t merg van zijne beendren voort.
’t Verleden leefde voor hem op in beelden
Van zon en zand. Doch zelden sprak hij ’n woord.

Over het leed dier Afrikaansche jaren:
Zijn tochten door de hitte der woestijn,
Vanwaar hij weerkwam met verbleekte haren –
En de vervloeking van zijn éénzaam-zijn.

Nu, in het kleine dorp in de Ardennen,
Verpleegde hem de zusterlijke hand.
Zijn oogen, met een weemoed van herkennen,
Gingen over ’t eentonig akkerland,

Waar hij als jongling de’ oogst hielp binnenhalen.
Nu zat hij stil, verlamd bij ’t kleine raam.
De andren hoorden naar zijn ademhalen.
Soms sprak hij voor zich uit een vreemden naam…

Maar ’t landlijk leven kon hij niet verduren.
Zijn zuster begeleidde hem op reis.
Dien eersten dag reisden zij samen, uren,
Naar waarheen ééns zijn droomen ging: Parijs.

Lees ook:  Rimbaud in de Perpetua-reeks

Nu zag hij ’t weer. Zij kwamen in den avond,
Zooals hij ééns kwam, lange stugge knaap,
Het haar verward, de kleederen gehavend,
Hongerig, bleek van nachten zonder slaap,

Onwillig zich te voegen naar de plichten
Der maatschappij, aan werken niet gewend,
Maar welkom en gevierd om zijn gedichten,
Ja, door de grootsten als gelijke erkend!

’t Was lang voorbij. Hij had ze vroeg vergeten,
Al zijn gedichten, had zijn boek verbrand.
Nu zag hij weer de stad. Maar kon hij weten
Dat zich vandaar zijn roem eens door het land

Verbreiden zou, en ver, zoo ver, daarbuiten?
O avondlijke straten van Parijs,
Hij zag uw lichten door de rijtuigruiten
En naar den dood als sneller ging zijn reis.

(Oorspronkelijk verschenen in tijdschrift Nu 1929, gebundeld in Gedichten uit drie rijken. Bussum, Van Dishoeck, 1930).

Eén gedachte over “J.J. van Geuns – Rimbaud

  1. Tussen de duizenden boeken die ik uit de nalatenschap van mijn eerste uitgever heb gekregen, bevond zich ook de door Sander aangehaalde bundel. Naar aanleiding van de bijdrage op deze site, heb ik de inhoud van het boek nog maar eens gelezen. Op enkele van mijn eigen sites plaats ik daarvan eveneens een gedicht, passend bij het thema van de site.

    Een voorbeeld uit diezelfde bundel, met het dominerende element muziek, is te vinden op een bevriende site van deze:
    Tempel der Toonkunst, en wel
    Musiceerende engel.
    Door op de onderstaande link te klikken, kunt u de bijdrage op die site oproepen.

    http://tempeldertoonkunst.blogspot.com/2011/03/jj-van-geuns-musiceerende-engel.html

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *