Aankomst

We hielden onze hoofden scheef gericht, / de schuine blikken in de juiste hoek. / Op vale landerijen hing een mist, / met nog intiemere gestalten van / een stemming die ons werkelijk niet lag. […]

We hielden onze hoofden scheef gericht, / de schuine blikken in de juiste hoek. / Op vale landerijen hing een mist, / met nog intiemere gestalten van / een stemming die ons werkelijk niet lag. […]

De decadente zon – Ernest Dowson vertaald

‘Transition’ van Ernest Dowson (1867-1900) is een traditioneel afscheidsgedicht: de spreker staat aan het einde van de zomer en zegt zijn geliefde vaarwel. De beelden waarin Dowson zijn levensgevoel verwoordt zijn al even bekend – de ondergaande zon, het vallen van bladeren, de aantocht van de winter – maar dit doet niets af aan de kunst waarmee Dowson ze samenweeft. […]

‘Transition’ van Ernest Dowson (1867-1900) is een traditioneel afscheidsgedicht: de spreker staat aan het einde van de zomer en zegt zijn geliefde vaarwel. De beelden waarin Dowson zijn levensgevoel verwoordt zijn al even bekend – de ondergaande zon, het vallen van bladeren, de aantocht van de winter – maar dit doet niets af aan de kunst waarmee Dowson ze samenweeft. […]

Historisch – oranjebitter

De middag naakt, ik sta op het balkon / te wuiven als een geestelijk gestoorde. / De meute trapt lawaai. Eén handgebaar / en het tumult neemt ongebreideld toe. […]

De middag naakt, ik sta op het balkon / te wuiven als een geestelijk gestoorde. / De meute trapt lawaai. Eén handgebaar / en het tumult neemt ongebreideld toe. […]

‘Ik ben een god, die schenkt vergetelheid in vreugde genot’ — Een zeldzame navolger van Couperus

Hoewel Louis Couperus als een van onze grootste schrijvers werd en wordt beschouwd, lijkt zijn werk geen directe navolging te hebben gekregen. Waar de directe invloed van Kloos, Gorter en Van Deyssel, om bij de Nederlandse literatuur van rond 1900 te blijven, overduidelijk is en tot veel, vaak bar slechte imitaties heeft geleid, daar laten de Couperus-epigonen zich moeilijker vinden. Maar niets is uniek, ook niet in de literatuur, en zij zijn er uiteraard wel. Toegegeven: veel zijn het er niet, maar toch… […]

Hoewel Louis Couperus als een van onze grootste schrijvers werd en wordt beschouwd, lijkt zijn werk geen directe navolging te hebben gekregen. Waar de directe invloed van Kloos, Gorter en Van Deyssel, om bij de Nederlandse literatuur van rond 1900 te blijven, overduidelijk is en tot veel, vaak bar slechte imitaties heeft geleid, daar laten de Couperus-epigonen zich moeilijker vinden. Maar niets is uniek, ook niet in de literatuur, en zij zijn er uiteraard wel. Toegegeven: veel zijn het er niet, maar toch… […]

Een necrofiel gedicht uit 1898, gedrukt in Amsterdam

White stains (1898) is de zeer toepasselijke titel voor een van de vuigste en bizarste dichtbundels aller tijden. Niemand minder dan de beruchte uitgever Leonard Smithers liet deze bundel van cultschrijver Aleister Crowley (1875-1947) in honderd exemplaren drukken in Amsterdam. Via Zwitserland werden ze weer in Engeland verspreid. Een haast zeventiende-eeuwse drukpraktijk. […]

White stains (1898) is de zeer toepasselijke titel voor een van de vuigste en bizarste dichtbundels aller tijden. Niemand minder dan de beruchte uitgever Leonard Smithers liet deze bundel van cultschrijver Aleister Crowley (1875-1947) in honderd exemplaren drukken in Amsterdam. Via Zwitserland werden ze weer in Engeland verspreid. Een haast zeventiende-eeuwse drukpraktijk. […]

Twee hypocriete slotzinnen

Er woont een mooie jongen in de buurt. / De kleding die hij draagt is onopvallend: / van grijs naar groen en beige, nooit eens rood. / Zijn lachje, mijn gezicht in lichterlaaie. […]

Er woont een mooie jongen in de buurt. / De kleding die hij draagt is onopvallend: / van grijs naar groen en beige, nooit eens rood. / Zijn lachje, mijn gezicht in lichterlaaie. […]

Met Komrij naar de Caribische Zee — Een pastiche

Er zaten jonge paren bij de kade. / De vissersboten deinden op en neer. / Door ’t blauwe water gleden de dolfijnen, / Daar boven zweefden meeuwen heen en weer. […]

Er zaten jonge paren bij de kade. / De vissersboten deinden op en neer. / Door ’t blauwe water gleden de dolfijnen, / Daar boven zweefden meeuwen heen en weer. […]