Pas bien étonnés de se trouver ensemble: Jacob Israël de Haan en Louis Couperus. Hoewel Neerlands twee meest decadente schrijvers tegenwoordig vaak min of meer in een adem genoemd worden, was dat in de tijd zij hun meest decadente en fraaiste werken publiceerden niet het geval. Mij waren tot voor kort althans geen contemporaine beschouwingen bekend waarin de twee nerveuze letterheren naast elkander gelegd werden. […]
Pas bien étonnés de se trouver ensemble: Jacob Israël de Haan en Louis Couperus. Hoewel Neerlands twee meest decadente schrijvers tegenwoordig vaak min of meer in een adem genoemd worden, was dat in de tijd zij hun meest decadente en fraaiste werken publiceerden niet het geval. Mij waren tot voor kort althans geen contemporaine beschouwingen bekend waarin de twee nerveuze letterheren naast elkander gelegd werden. […]
Morgen verschijnt een nieuw nummer van literair-historische tijdschrift De Parelduiker. Vandaag staat op athenaeum.nl alvast een voorproefje van de bijdrage van Ludy Giebels over de dood van Jacob Israël de Haan.
Morgen verschijnt een nieuw nummer van literair-historische tijdschrift De Parelduiker. Vandaag staat op athenaeum.nl alvast een voorproefje van de bijdrage van Ludy Giebels over de dood van Jacob Israël de Haan.
Enkele aardige activiteiten met betrekking tot het fin de siècle, alsmede een aantal kleine nieuwe aanwinsten. En ook nog een hernieuwde oproep. […]
Enkele aardige activiteiten met betrekking tot het fin de siècle, alsmede een aantal kleine nieuwe aanwinsten. En ook nog een hernieuwde oproep. […]
Henri Borel was, als je het mij vraagt, een schrijver met vreemde voorkeuren. Zo komen de topoi ‘kleine kinderen’ en ‘prostitutie’ in zijn werk op een nogal opvallende manier aan bod. Wellicht wat kort door de bocht, maar er zit een beetje een luchtje aan. Lodewijk van Deyssel verwoordde dat reeds in zijn bespreking van Borels eerste boek, de destijds immens populaire roman Het Jongetje uit 1899. Van Deyssel sprak van een ‘kwijlenden stijfselstijl’ waar ‘de lezer wee van wordt en onwillekeurig geluiden [door] begint te maken, die de voorbijgangers ontsteld doen stil staan.’ […]
Henri Borel was, als je het mij vraagt, een schrijver met vreemde voorkeuren. Zo komen de topoi ‘kleine kinderen’ en ‘prostitutie’ in zijn werk op een nogal opvallende manier aan bod. Wellicht wat kort door de bocht, maar er zit een beetje een luchtje aan. Lodewijk van Deyssel verwoordde dat reeds in zijn bespreking van Borels eerste boek, de destijds immens populaire roman Het Jongetje uit 1899. Van Deyssel sprak van een ‘kwijlenden stijfselstijl’ waar ‘de lezer wee van wordt en onwillekeurig geluiden [door] begint te maken, die de voorbijgangers ontsteld doen stil staan.’ […]
Na een gekwelde winter gaat Johan van Vere de With weer naar zijn school in ‘Den Bommel’ en ziet ‘blote bomen licht aangelopen in de milde lucht van de lente’. De Haan schrijft: ‘Hun blaadjes waren van geeldoorschenen groen, maar dat werd dagelijks donker en dichter’. Ik las er eerst overheen, maar vond even later toch dat er iets in deze zin hapert.
Na een gekwelde winter gaat Johan van Vere de With weer naar zijn school in ‘Den Bommel’ en ziet ‘blote bomen licht aangelopen in de milde lucht van de lente’. De Haan schrijft: ‘Hun blaadjes waren van geeldoorschenen groen, maar dat werd dagelijks donker en dichter’. Ik las er eerst overheen, maar vond even later toch dat er iets in deze zin hapert.
Gisteravond was op de lokale tv niemand minder te zien dan hoofdstedelijke antiquarische legende Louis Putman: De Haan-expert, grootste kenner van de uitgeefpraktijk van rond 1900 en kenner van nog veel meer. Ik noemde hem hier al weleens op dankbare wijze. Hier (ong. 30 min. in de aflevering) spreekt hij over prentbriefkaarten en de Amerikaanse ‘Holland-gekte’ van rond 1900.
Gisteravond was op de lokale tv niemand minder te zien dan hoofdstedelijke antiquarische legende Louis Putman: De Haan-expert, grootste kenner van de uitgeefpraktijk van rond 1900 en kenner van nog veel meer. Ik noemde hem hier al weleens op dankbare wijze. Hier (ong. 30 min. in de aflevering) spreekt hij over prentbriefkaarten en de Amerikaanse ‘Holland-gekte’ van rond 1900.
Dit is mijns inziens wel een bijzonder aardige. De aanwinst van deze week betreft namelijk de roman Le Sortilège (1911) van Hélène Vacaresco. Dat is op zich niet zo bijzonder, zij het niet dat dit exemplaar een uitvoerige opdracht heeft aan — voor zover ik me niet vergis en die goed ontcijferd heb — ‘niemand minder dan’ Lucien Daudet, een van Prousts goede makkers. […]
Dit is mijns inziens wel een bijzonder aardige. De aanwinst van deze week betreft namelijk de roman Le Sortilège (1911) van Hélène Vacaresco. Dat is op zich niet zo bijzonder, zij het niet dat dit exemplaar een uitvoerige opdracht heeft aan — voor zover ik me niet vergis en die goed ontcijferd heb — ‘niemand minder dan’ Lucien Daudet, een van Prousts goede makkers. […]
In onze mailbox vonden we de volgende oproep van Rob Delvigne:
De decadentste roman in de Nederlandse letterkunde is Pathologieën van Jacob Israël de Haan, uit 1908. ‘De ondergangen van Johan van Vere de With’ luidt de ondertitel, bewerkstelligd door de duivelse kunstenaar René Richell. In een brief aan zijn beroemde Belgische schrijversvriend George Eekhoud verklapte De Haan, dat de kunstenaarsfiguur aan de werkelijkheid ontleend is: […]
In onze mailbox vonden we de volgende oproep van Rob Delvigne:
De decadentste roman in de Nederlandse letterkunde is Pathologieën van Jacob Israël de Haan, uit 1908. ‘De ondergangen van Johan van Vere de With’ luidt de ondertitel, bewerkstelligd door de duivelse kunstenaar René Richell. In een brief aan zijn beroemde Belgische schrijversvriend George Eekhoud verklapte De Haan, dat de kunstenaarsfiguur aan de werkelijkheid ontleend is: […]
Ik las dit onlangs verschenen boek en weet eerlijk gezegd niet goed wat er van te denken. Het is weliswaar zeer te prijzen dat Lubberhuizen een aan het toch redelijk specifieke onderwerp gewijd boek heeft willen uitgegeven, maar het idee erachter is mij niet recht duidelijk. Is het als een algemene inleiding voor ‘het grote publiek’ bedoeld of is het gericht tot degenen die al het een en ander weten van het onderwerp en deze kennis willen toespitsen? In beide gevallen slaagt het mijns inziens om diverse redenen niet. De belangrijkste daarvan lijken me de volgende.
Ik las dit onlangs verschenen boek en weet eerlijk gezegd niet goed wat er van te denken. Het is weliswaar zeer te prijzen dat Lubberhuizen een aan het toch redelijk specifieke onderwerp gewijd boek heeft willen uitgegeven, maar het idee erachter is mij niet recht duidelijk. Is het als een algemene inleiding voor ‘het grote publiek’ bedoeld of is het gericht tot degenen die al het een en ander weten van het onderwerp en deze kennis willen toespitsen? In beide gevallen slaagt het mijns inziens om diverse redenen niet. De belangrijkste daarvan lijken me de volgende.
Hubert Crackanthorpe, wie kent hem nog? Ik werd me pas enkele jaren geleden, dankzij de heer Louis P. te Amsterdam, bewust van het haast helemaal vergeten literair-historische bestaan van deze op 27-jarige leeftijd onder mysterieuze omstandigheden overleden realistische Engelse schrijver. Als ik echter beter had opgelet had ik hem al eerder kunnen opmerken, namelijk in de schets ‘De zwarte kat’ van mijn held Jacob Israël de Haan uit 1906: […]
Hubert Crackanthorpe, wie kent hem nog? Ik werd me pas enkele jaren geleden, dankzij de heer Louis P. te Amsterdam, bewust van het haast helemaal vergeten literair-historische bestaan van deze op 27-jarige leeftijd onder mysterieuze omstandigheden overleden realistische Engelse schrijver. Als ik echter beter had opgelet had ik hem al eerder kunnen opmerken, namelijk in de schets ‘De zwarte kat’ van mijn held Jacob Israël de Haan uit 1906: […]